Interview met Dirk Jan van Veldhuisen

Elke maand zoomen we in op een van de onderzoeksgroepen van Groningen Cardiology. Wie runt ze, waar gaan ze over, en hoe is het om onderzoek te doen als PhD-kandidaat? Deze week zitten we met professor Dirk Jan van Veldhuisen om de virtuele tafel. Hij is sinds 2000 hoogleraar in de cardiologie en sinds 2001 hoofd van de afdeling Cardiologie in het UMCG met expertise op het gebied van hartfalen.

Een indrukwekkende verzameling aan hartfalen klinische trials, internationale werkgroepen, onderzoeksbeurzen en publicaties siert de carrière van Dirk Jan. Daarnaast heeft hij in de afgelopen 20 jaar meer dan 75 PhD trajecten begeleid als promotor. Maar wie is hij nou eigenlijk?

 

U heeft in Groningen uw Geneeskunde opleiding gedaan, de opleiding tot Cardioloog afgerond en bent hier hoogleraar en afdelingshoofd geworden. Wat is voor u de aantrekkingskracht van Groningen?

Ik heb inderdaad in Groningen gestudeerd en de opleiding Cardiologie gedaan. Ik had in Rotterdam mijn vooropleiding gedaan en mijn vrouw leren kennen. Aanvankelijk dacht ik dat ik terug zou gaan naar de Randstad, en waarschijnlijk in de periferie zou gaan werken. Echter, tijdens mijn opleiding begon ik aan promotieonderzoek en dat bleek erg interessant en inspirerend. Het onderzoek ging goed, ik promoveerde, kreeg een stafplek en had het geluk dat ik al vrij jong in de positie kwam om afdelingshoofd te worden. Samenwerken met een groep mensen heb ik altijd erg belangrijk gevonden en naar mijn mening waren er binnen deze afdeling veel mogelijkheden. Goede mensen zijn erg belangrijk en naar mijn mening hebben we momenteel echt een gouden generatie met veel jonge collega’s (waaronder een aantal professoren) en veel aanstormend talent door wie ik nog elke dag geïnspireerd word. Op een gegeven moment hadden we zelfs 10 professoren, wat natuurlijk best veel is.

Ziet u grote verschillen tussen uw eigen tijd als promovendus en uw promovendi van nu? Wat zijn de grootste lessen die u gehaald heeft uit uw promotietraject?

Er is zeker veel veranderd. Ten eerste ben ik gepromoveerd tijdens mijn opleiding en is het nu veel vaker zo dan vroeger dat mensen vooraf aan hun opleiding een aantal jaar fulltime met promotieonderzoek bezig zijn. Vijfentwintig jaar geleden waren wij met de afdeling natuurlijk minder ver dan nu en was één mooie publicatie al heel bijzonder. Het is momenteel veel professioneler opgezet, zowel inhoudelijk als qua begeleiding en organisatie.
Tijdens een PhD traject leer je een groot project te organiseren en te leiden vanaf het begin tot aan de eindstreep. Daarnaast leer je hoe je om moet gaan met de belangen van verschillende mensen en moet je af en toe politiek gevoelige kwesties oplossen. Daarnaast leer je om zelfstandig te zijn en om te gaan met tegenslagen en teleurstellingen. Deze lessen van een PhD traject zijn van alle tijden en daarbij is goede begeleiding van cruciaal belang.

Was het enthousiasme voor onderzoek er gelijk al toen u erbij betrokken raakte? En waarom onderzoek naar hartfalen?

Onderzoek doen was eigenlijk voor mij niet vanaf het begin een vooropgezet plan. Tijdens mijn vooropleiding speelde onderzoek geen rol, maar daarvoor tijdens mijn studie was ik al wel een aantal malen in het buitenland geweest voor cardiologische stages, en had ik ook al een artikel gepubliceerd.
Rolmodellen zijn naar mijn mening cruciaal geweest en mijn vroegere collega Harry Crijns was zeker een rolmodel voor mij. Hij is echt een wetenschapper en wij schreven bijvoorbeeld artikelen samen. Hij was zelf echter vooral bezig met boezemfibrilleren, vandaar ook mijn initiële keuze voor ritmestoornissen als onderzoeksonderwerp. Ook van mijn baas destijds, professor Lie, heb ik veel geleerd. Vanaf het moment dat ik me echt ging bezig houden met (vooral klinisch) onderzoek, fascineerde dat mij en het is nooit meer weggegaan. Een idee ontwikkelen in de kliniek, en het dan goed uitzoeken, dat vind ik geweldig. Maar onderzoek doen, betekent ook vaak op reis zijn, want dat was nodig om contacten op te bouwen, en dat kost ook veel tijd. Daarnaast vond ik altijd het goed opschrijven van het onderzoek erg leuk. Terugkijkend ben ik misschien toch wel redelijk ambitieus geweest.
Om in te gaan op de tweede vraag: waarom hartfalen? Professor Lie spoorde mij rond 1990 aan om mij op hartfalen te gaan focussen, volgens hem was dat het “ziektebeeld van de toekomst”. Dit had onder andere te maken met het feit dat patiënten met een myocardinfarct dit steeds vaker overleefden, maar dan wel een beschadigd hart hadden. Hij had helemaal gelijk: rond die tijd presenteerden diverse belangrijke trials hun resultaten, zoals de SOLVD trial (1991) en groeiden de behandelingsmogelijkheden voor hartfalen. Het was erg interessant wat er destijds allemaal gebeurde. Ik kwam terecht in allerlei internationale onderzoeken en ontmoette interessante mensen in het vakgebied, wat natuurlijk geweldig is. Ik werd erg geïnspireerd door deze mensen en later hoop je dan zelf ook (jongere) mensen misschien te inspireren. Inspireren, ruimte geven, en elkaar wat gunnen in een groep zijn volgens mij cruciaal hierbij.

“Samenwerken staat bij ons echt hoog in het vaandel, er is een grote onderlinge gunfactor.”

Wat beschouwt u zelf als uw grootste succes of belangrijkste prestatie uit uw carrière?

Het feit dat wij een mooi team (cardiologen en niet-cardiologen) hebben opgebouwd met elkaar in Groningen zie ik als mijn belangrijkste prestatie. We hebben zo’n 20 jaar geleden eerst een aantal goede mensen hier naartoe gehaald met elk zijn of haar eigen expertise, en daarna hebben vooral een aantal jonge mensen zich ongelooflijk goed ontwikkeld. Er is een goede sfeer hier en het zijn stuk voor stuk leuke en inspirerende mensen, en dat hoor ik ook vaak van mensen buiten Groningen. Diverse mensen uit onze groep hebben de afgelopen jaren in Europese (ESC) Richtlijnen Commissies gezeten, en op hartfalen gebied zijn we de laatste 15 jaar altijd vertegenwoordigd geweest. Daarnaast zijn bij nagenoeg alle grote (internationale) hartfalenonderzoeken mensen uit Groningen heel zichtbaar aanwezig geweest, en we hebben in Europa (en daarbuiten) een grote naam op dit gebied. Dit blijkt ook uit het feit, dat we een aantal jaren in Groningen de Editorial Board van de European Journal of Heart Failure hebben gehad (zie afbeelding). Ook nationaal zijn we sterk vertegenwoordigd in vele commissies en Prof. Rudolf de Boer zal volgend jaar de Voorzitter van de onze beroepsvereniging worden. Ik ben daar natuurlijk heel erg trots op, en als ik dan een foto krijg van een buitenlands congres, en ik zie daar 30 -vooral jonge- mensen van onze afdeling op staan, allemaal enthousiast en vol plannen, en aan het begin van hun carrière, dan is dat geweldig om te zien. Samenwerken staat bij ons echt hoog in het vaandel, er is een grote onderlinge gunfactor. Dat mensen het samen doen, dat vind ik het allerbelangrijkst, en ik denk dat onze afdeling voor jonge mensen een heel goede, en inspirerende plek is om onderzoek te doen, in de breedste zin des woords.

U bent cardioloog, hoogleraar, afdelingshoofd en nog steeds actief wetenschapper; blijft er nog tijd over voor hobby’s?

Ik houd veel van sport en ik ben dol op muziek. Qua sport heb ik met name tennis en hockey gedaan en daarnaast heb ik de marathon van New York gelopen. Dat was wel erg zwaar, maar onvergetelijk. Nu ga ik af en toe golfen. Verder is mijn sociaal leven cruciaal voor mij, ik ging (voor corona) altijd erg graag naar de film of naar de schouwburg, maar een mooi gesprek thuis is ook heel fijn. Interactie met andere mensen vind ik in het algemeen erg belangrijk.

External links