Publicatie: Epicardial Adipose Tissue and Outcome in Heart Failure

In een studie van Gijs van Woerden en Thomas Gorter gepubliceerd in Circulation: Heart Failure, lieten zij zien dat de accumulatie van epicardiaal vet (EAT) sterk geassocieerd is met slechte prognose in patiënten met hartfalen met een mild gereduceerde ejectiefractie en een behouden ejectiefractie (HFmrEF;HFpEF), onafhankelijk van algehele obesitas. Deze bevinding onderstreept het belang van EAT in deze HF patiënten. Andere leden van Groningen Cardiology betrokken bij dit project zijn Dirk Jan van Veldhuisen, Michiel Rienstra, Daan Westenbrink en Rudolf de Boer.

Van epicardiaal vetweefsel (EAT), het weefsel direct aanliggend aan het hart, wordt een toenemende mate erkend dat het een belangrijke rol speelt in hartfalen met een mild gereduceerde ejectiefractie of behouden ejectiefractie (HFmrEF; HFpEF). Het is echter onbekend of een accumulatie van EAT ook geassocieerd is met een slechte prognose in deze hartfalen patiënten. Daarom onderzochten we de prognostische waarde van EAT volume gemeten op cardiale magnetische resonantie imaging in patiënten met HFmrEF and HFpEF.

In 105 patiënten met HFmrEF en HFpEF die participeerden in de prospectieve VIP-HF studie, vonden we dat accumulatie van EAT sterk geassocieerd was met een slechte prognose, wat een gecombineerd eindpunt was van HF hospitalisaties en mortaliteit (alle oorzaken). Van belang is dat deze associatie onafhankelijk was van body mass index, ernst van hartfalen en comorbiditeiten. Ten slotte hadden obese patiënten met een hoog EAT volume significant meer events dan obese patiënten met een laag EAT volume. Deze data ondersteunen het concept dat accumulatie van EAT belangrijk is in de pathofysiologie van HFmrEF en HFpEF en dat de meting van EAT daarom overwogen kan worden in de work-up van deze patiënten met HF.

Lees het open access artikel hier!

“Deze bevindingen ondersteunen dat het meten van epicardiaal vetweefsel overwogen kan worden in patiënten met HFmrEF en HFpEF als onderdeel van de klinische work-up”